Publiek-privaat onderzoek

Om innovatief te kunnen zijn, is kennis nodig. Zowel fundamentele als toegepaste kennis spelen hierbij een belangrijke rol. Hoe ontwikkel en benut je die kennis? Door onderzoek uit te voeren, kennis te delen en te verspreiden. Dat gebeurt onder meer als publieke onderzoeksinstellingen samenwerken met bedrijven. Uit onderzoek blijkt dat bedrijven die nauw samenwerken met kennisinstellingen vaker innovaties realiseren die echt vernieuwend en anders zijn dan bestaande producten.

Publiek-privaat onderzoek: hoe staat Nederland ervoor?

Om innovatief te kunnen zijn, is kennis nodig. Zowel fundamentele als toegepaste kennis spelen hierbij een belangrijke rol. Hoe ontwikkel en benut je die kennis? Door onderzoek uit te voeren, kennis te delen en te verspreiden. Dat gebeurt onder meer als publieke onderzoeksinstellingen samenwerken met bedrijven. Uit onderzoek blijkt dat bedrijven die nauw samenwerken met kennisinstellingen vaker innovaties realiseren die echt vernieuwend en anders zijn dan bestaande producten.

Hoe staat Nederland ervoor?

Bij Publiek-Private Samenwerking (PPS) werken kennisinstellingen, bedrijven en de overheid samen aan Research en Development (R&D). Die samenwerking vindt sinds 2012 onder andere plaats binnen de programma’s van de Topconsortia voor Kennis & Innovatie (TKI’s). De investeringen binnen deze programma’s verdubbelden in de periode 2013-2018. Na een daling In 2019 en 2020 toont de voorlopige schatting over 2021 weer een lichte stijging. Het aandeel innovatieve bedrijven in Nederland dat heeft samengewerkt met een kennisinstelling, was in de periode 2016-2020 redelijk stabiel. Internationale cijfers geven aan dat Nederland achterblijft bij het EU-gemiddelde waar het gaat om samenwerking van innovatieve bedrijven met universiteiten en in lijn met het EU-gemiddelde scoort bij samenwerking met researchinstellingen. Bedrijven blijven tevreden over de Toegepast Onderzoek Organisaties (TO2). Meer over de ontwikkeling van de publiek-private R&D-samenwerking in Nederland.

Wat is het beleid?

De ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) zorgen in belangrijke mate voor financiering van onderzoek bij publieke kennisinstellingen en bevorderen dat bedrijven en kennisinstellingen elkaar weten te vinden en waar mogelijk samenwerken. De ministeries coördineren activiteiten en zorgen voor een publieke infrastructuur om kennis te delen en te verspreiden. Zo streven ze naar hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie die bedrijven en kennisinstellingen kunnen benutten bij hun innovatieactiviteiten.

Publiek-private samenwerking stimuleren

Om samenwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheid binnen de topsectoren te bevorderen, zijn in 2012 en 2013 de TKI’s opgericht. In deze TKI’s programmeren, organiseren en financieren bedrijven, kennisinstellingen en overheden gezamenlijk onderzoek en innovatie.  Met de invoering van het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid staan niet langer de sectoren centraal, maar de missies op vier maatschappelijke thema’s (energietransitie en duurzaamheid; landbouw, water en voedsel; gezondheid en zorg; veiligheid) en sleuteltechnologieën. De (top)sectoren dragen via de missies bij aan het beleid van dit kabinet.

PPS-toeslag
Bedrijven kunnen met investeringen in PPS-projecten deelnemen. Om dat te stimuleren heeft de overheid in 2013 een PPS-toeslag ingevoerd. De PPS-toeslag is in 2018 verhoogd van 25 naar 30 procent toeslag op elke privaat ingelegde euro. De TKI’s zetten de PPS-toeslag door in PPS-projecten. Uit de laatste evaluatie van de regeling blijkt dat de PPS-toeslag doeltreffend is in het bevorderen van onderzoek in PPS-verband. De regeling heeft in de periode 2017-2019 naar schatting geleid tot circa 83 miljoen euro aan additionele private bijdrage in R&D in PPS-verband gemiddeld per jaar. Hier lag een bedrag van gemiddeld 133 miljoen euro per jaar aan PPS-toeslag aan ten grondslag.

Internationale R&D-samenwerking

Nederland heeft met een relatief kleine, maar zeer open kenniseconomie voordeel van internationale R&D-samenwerking. De overheid bevordert dit dan ook. Onder meer met contributies (cofinanciering) aan (meestal) Europese programma’s voor onderzoek en innovatie. Essentieel is daarbij dat de EU-programma’s voor kennis en innovatie goed aansluiten op de behoeften van met name kennisintensieve sectoren in het bedrijfsleven. Het bekendste en (budgettair) omvangrijkste EU-programma voor onderzoek en innovatie was Horizon 2020. Dit programma liep van 2014 tot en met 2020. Daarna is de opvolger genaamd “Horizon Europe” van start gegaan. Nieuw binnen de structuur van Horizon Europe is een pijler voor missies: financiering voor projecten die bijdragen aan het oplossen van specifieke maatschappelijke uitdagingen.

Samenwerking voor wetenschappelijk onderzoek

De topsectoren werken in TKI-verband nauw samen met de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en de Toegepast Onderzoek Organisaties (TO2). NWO en TO2 dragen ook financieel bij aan de programma’s die de TKI’s uitvoeren. Binnen het NWO is het domein Toegepaste en Technische Wetenschap (TTW) verantwoordelijk voor de financiering van technisch wetenschappelijk onderzoek. Dit wetenschapsdomein is zeer relevant voor de innovatiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven. Zo speelt TTW een belangrijke rol bij publiek-private samenwerking in topsectorenverband. Ook de bijdrage van EZK (26 miljoen euro in 2023) aan TTW wordt hierop ingezet. Naast de subsidie van NWO en EZK haalt TTW inkomsten binnen uit onder meer de PPS-toeslag, private cashbijdragen en royalty’s.

Meer rijksmiddelen beschikbaar

De financiële middelen voor onderzoek en innovatie nemen toe. Zie onderstaande tabel. De middelen voor onderzoek en innovatie in verhouding tot het bbp nemen toe van 1,24 procent in 2020 naar 1,27 procent in 2023. Vanaf 2021 zijn er investeringen vanuit het Nationaal Groeifonds bijgekomen om extra impulsen te geven aan onderzoek en innovatie. In 2022 blijven de geraamde uitgaven met middelen uit dit fonds nog beperkt tot 175 miljoen euro, maar in 2023 lopen ze op tot 1,6 miljard euro. De uitgaven met middelen vanuit het Nationaal Groeifonds bedragen in 2023 0,16 procent van het bbp.

De tabel is voor een belangrijk deel gebaseerd op berekeningen van Rathenau die de Rijksbegroting voor 2022 als grondslag heeft. In hun berekeningen zijn nog niet de budgettaire ontwikkelingen verwerkt die onder het huidige kabinet hebben plaatsgevonden. De bedragen voor de middelen uit het Nationaal Groeifonds en de fiscale faciliteiten zijn bij de berekeningen voor onderstaande tabel geactualiseerd op basis van de Rijksbegroting voor 2023.

Meerjarenoverzicht overheidsmiddelen voor onderzoek en innovatie (€ mln)

Meerjarenoverzicht overheidsmiddelen voor onderzoek en innovatie (€ mln)
2020202120222023
Fundamenteel onderzoek4375492950054804
Toegepast onderzoek836833798783
Uitgaven departementen1425169117903226
Totaal uitgaven6636745375938813
Fiscale middelen (WBSO, Innovatiebox, MIA, VAMIL)3245338236983851
wv. Innovatiebox1924184721882258
Totaal9881108351129112664
Idem, als % van bbp1,241,271,211,27

De uitgaven zijn bedragen op kasbasis, de fiscale middelen luiden op transactiebasis.

Bronnen: Rathenau, TWIN 2020-2026 (voor uitgaven exclusief die met middelen vanuit het Nationaal Groeifonds), begrotingen van het Nationaal Groeifonds en departementen van EZK, I&W, LNV, OCW en VWS voor 2023 (voor geactualiseerd beeld van uitgaven met middelen vanuit het Nationaal Groeifonds), bijlage bij Miljoenennota 2023 (voor fiscale middelen) en Macro Economische Verkenning 2023 van het CPB (voor bbp). Brontabel als csv (377 bytes)